slik
Afwijkend slikken kan al vroeg, in de ontwikkeling van een kind, ontstaan. Dit kan ontstaan door verkoudheden, middenoorproblemen, maar ook door fopspeen- en duimzuigen. Er kan hierdoor een afwijkende positie van de tong en openmondgedrag ontstaan. Dit kan tot gevolg hebben dat er afwijkend slikken, een afwijkende tandenstand en/of slissen ontstaan.
Hier kan gericht aan gewerkt worden met een gestructureerd therapieprogramma, eventueel ondersteund met een trainer die op vaste momenten gedragen moet worden.
Naast afwijkend slikken, zijn er ook kinderen die door een onderliggende organische of medische oorzaak niet of niet veilig kunnen slikken. De logopedist kan dan (vaak samen met een slikteam in een ziekenhuis) beoordelen hoe het slikken verloopt en welke mogelijkheden er zijn om veilig te kunnen eten en drinken.
Alle jonge kinderen hebben een periode van meer of minder speekselverlies. Het krijgen van tandjes of duim-/ fopspeenzuigen hebben hier invloed op. Wanneer er sprake is van lang blijven bestaan van speekselverlies of overmatig speekselverlies, kan een logopedist beoordelen of er sprake is van afwijkend speekselverlies en adviezen geven om dit te verminderen.